hero_bg

Hendrik de haan als lichtmatroos
op de Giekerk

Lichtmatroos
Toen ik een week thuis was vond ik het welletjes en vertrok ik naar Amsterdam om daar bij een grote maatschappij een plaats te krijgen.
Ik had van tevoren al informatie ingewonnen over alles en ik heb het er maar op gewaagd.
Er waren die morgen meer zeelui die weggingen, dus sloot ik mij maar bij hen aan.
Alles ging goed en die avond belandde ik in een pension voor zeelieden op Kattenburg.
Daar kwamen vooral eilanders en Harlingers en het was dicht bij de KNSM waar ik wilde solliciteren.
Kattenburg was in die tijd een gezellige volksbuurt.
Daar woonden meestal mensen die iets met de havens to maken hadden, zoals bootwerkers of mensen in de scheepsbouw.
Je kon er vreselijk lachen.
De volgende morgen om 9 uur ben ik eropaf gegaan.
Ik moest naar de aannemer, de heer Scheltema.
Daar wist ik alles al over en dat was niet mis.
Hij was niet gemakkelijk! Toen ik binnen kwam keek hij mij streng over zijn bril aan en vroeg: 'Wat moet je?' 'Ik kom eens vragen of u een plaats voor mij heeft aan dek.
' Stilte en dan: 'Heb jij al meergevaren?' Ja, meneer, op de logger en op de Trompenberg.
Alstublieft: Ik gaf hem mijn getuigschrift, dat goed werd gelezen.
Weer werd ik strak aangekeken, hij leek een beetje vriendelijker.
Ik was niet zo snel bang, maar als je broodje van zo'n man afhangt dan zit je toch niet lekker.
Nederig doen lijkt dan maar het beste.
Maar het viel nog mee, want na even nadenken hoorde ik hem zeggen: `De Haan, ik zal het met je proberen.
Morgen monsteren op de Giekerk.' Bingo, het was raak.

Het werd een drukkedag:
Ik moest naar de dokter en de oogarts.
Laat in de middag was ik klaar, er waren meer mensen die gekeurd moesten worden.
Ook Amelanders die in het­zelfde pension logeerden als ik.
De volgende dag moest ik monsteren bij de waterschout.

De twee amelander matrozen en een jongen die dirk heette(en ook als lichtmatroos monsterde)waren er ook.
De volgende dag moesten wij om 8 uur aan boord zijn .
De bootsman wees ons waar de licht matrozen en ik moesten bivakeren.
Wij kwamen elk in een aparte hut.
Het werk verdeelde hij in een week aan dek en een week in de messroom.
Het viel mij eigenlijk wel tegen maar ik kreeg tien gulden meer in de maand en het was een mooi schip om op te varen .
Ik weet niet meer wie van ons het eerst aan de beurt voor aan dek was maar die middag vertroken wij voor een rondreis Africa.
Dirk bleek een beste maat te zijn we zijn later dikke vrienden geworden en we zijn samen vaak op stap geweest.

De bootsman en bemanning waren voor ons prima en het was allemaal heel netjes.
Dat bleek ook toen ik de eerste keer dekjongen was.
Onze kapitein was een reserveofficier van de Marine.
Dat kon ieder passerend schip zien, want in onze vlag zat een ankertje, zodat men kon zien dat de kapitein een binding met de marine had.
Maar aan boord werd ook een beetje `marine gespeeld' en met Het ergste daarvan hadden Dirk en ik te maken.
Om half twaalf ging de kapitein op inspectie, hij begon op de brug en zo door alle stuurlui en machinistenverblijven en over het dek, de wc, de badkamers, alles.
Hij droeg witte handschoenen op inspectie en het eerste wat hij deed was met de hand over de kasten gaan en met een Lucifer tussen de handvaten van ketels en pannen prikken.
Ook keek hij of de vloeren geschrobd waren.
Maar de bootsman had ons al verteld hoe of  het moest dus ik was een gewaarschuwd mens en ook ik hield van schoon en netjes.
In de kombuis had de chef-kok op het heldere aanrecht een witte doek gelegd en daarop schone borden gezet en de kapitein proefde van alles.
De kok had meer reizen met dit schip gemaakt, dus dit was voor hem nets nieuws.

Na de kombuis ging hij naar de stokers (ik moet olielui zeggen want dit schip stookte op olie).
De olielui waren Chinezen veel van de eerste schepen die op Afrika of andere warme landen voeren hadden Chinezen aan boord omdat die beter tegen de hitte zouden kunnen.
De kapitein bleef daar nooit lang en proefde daar ook geen eten.
Laat staan dat hij over de hygiene zou beginnen...
Dat was mijn eerste kennismaking met deze kapitein.
 Maar een ding zou ik nooit leuk gaan vinden en dat was koper poetsen.
Helaas stond dat iedere week op het programma van de lichtmatroos.
Toen de loods bij IJmuiden van boord was gegaan draaiden wij langzaam (ik bedoel de machine), want onze eerste stop was Southampton in Engeland.
Het was een heldere avond ik kon alle kustlichten en vuurschepen zien en dat is een prachtig gezicht.
De volgende morgen waren wij in Southampton en we gingen daar voor anker.
We bleven er niet lang, alleen voor wat post en we vertrokken meteen weer.
Ik herinner mij nu dat ik de eerste week toch aan dek was, want ik stond aan het roer toen wij door de straat van Gibraltar gingen.
De bootsman kwam op de brug om de kapitein te vragen of er een matroos aan het wiel moest.
De kapitein antwoordde: `Nee boots, Haantje moet het leren en dat zal hij ook.
Ik was natuurlijk zo groots als een aap en ik heb mijn best gedaan.
De boots heeft nooit meer gevraagd of ik afgelost moest worden.
Wij stoomden nu in de Middellandse Zee en op een avond passeerden wij de Stromboli, dat is een vuurspuwende berg midden in zee. Dag en nacht stroomt daar gloeiende lava uit en bij avond is dat een prachtig gezicht.
Als de Stromboli achter je ligt duurt het niet lang meer of je bent in Port Said en daar begint het leven.

Er kwam allerlei volk aan boord, onder andere Simon Artss.
Dat is een groothandelaar in alles wat je kunt bedenken en hij komt met al zijn spullen aan boord.
Als je dat allemaal voor het eerst ziet dan gaat er een wereld voor je open en het gekste voor mij was dat al die Arabieren ook Hollands spraken!
Er waren ook mannen aan boord gekomen die wij moesten helpen om een roeiboot aan boord te zetten.
Later vertelden ze waar dat voor nodig was
Maar eerst nog wat toen wij bezig waren met de boot waren anderen op het voorschip bezig een grote lamp op de boeg te plaatsen.
Daar was ook een apart mannetje bij en dat geheel was op wens van de loods die ons die avond door het Suezkanaal zou loodsen.
Toen wij die avond uit Suez vertrokken waren Dirk en ik al klaar op dek en we konden om 5 uur afnokken
Maar de messroomjongen moest wachten tot iedereen gegeten had en moest dan alles nog aan kant maken.
Na 5 uur ging ik een bad nemen en trok schoon goed aan. Ik hielp Dirk met zijn werk en als het mijn beurt was dan ging het andersom
Omdat hier geen stokers waren was het een stuk schoner op het schip en daarom hadden we nogal wat vrije tijd.
Wat had ik vroeger als ketelbinkie moeten slaven om alles voor ik naar kooi ging aan kant te hebben!
Overdag moest ik wel 'aanpakken' maar ik had koffie en theetijd met de matrozen en van 12 tot 1 lunch.
Maar ik kon de gehele nacht slapen.
Wij waren van Port Said vertrokken en waren nu in het Suezkanaal.
Bij het vertrek zagen wij een aantal mannen met van die witte jurken aan.
Dat vonden wij wel grappig, maar de jongens vertelden dat ze van alles wat ze maar konden stelen onder die jurken verstopten.
Daarom werden wij gewaarschuwd om alles goed achter slot en grendel te zetten en de ogen open te houden..
Toen bet donker werd moesten wij wel naar binnen, want het werderg koud.
Je wilt het niet geloven, maar de nachten zijn vrieskoud en de dagen bloedheet.
De matrozen die de wacht hadden kwamen hun jassen halen en op dat moment stopten de machines.
De roeiboot moest overboord en wij wilden weten wat er aan de hand was.
Het kanaal is erg smal en twee flinke schepen kunnen elkaar niet passeren, dus er moest er een aan de kant en dat was de onze.
Ik vertelde al dat, er op het voorschip een grote lamp was gemonteerd.
Die was bedoeld om de oever van het kanaal te verlichten.
Daar staan meerpalen om het schip vast te leggen.
De mannen in de roeiboot worden met de boom overboord gezet en zij maken de meertrossen vast.
De winch op het schip trekt dan het schip tegen de kant totdat het andere voorbij is.
Dan gaat iedereen weer in de roeiboot, ze nemen de trossen mee en dan gaat het weer verder.
Die nacht hebben wij nog een keer vastgemaakt, maar daar heb ik niets van gemerkt, want ik was en ben een goede slaper.
De volgende morgen toen ik wakker werd waren we in Suez.
Er lagen veel schepen voor anker te wachten om op hun beurt door het kanaal te gaan.
Toen de loods van boord ging was ik aan dek om te helpen de boot overboord te zetten.
Bij Suez staan veel olieraffinaderijen.
Wij gingen nu op weg naar Port Soedan in de Rode Zee.
Vandaar voeren we naar Kaap Guardafui, je maakt daar een kwartslag zo ongeveer van zuid naar west.
Het is een van de gevaarlijkste hoekjes van de wereld.
Ik zal dat reisje nooit vergeten verder ging de reis zijn gewone gang en er valt niet veel over te vertellen.
De volgende havens waren Dar Es Salaam, Durban, East London, Port Elisabeth, Kaapstad. In Durban en Kaapstad zijn Dirk en ik de wal op geweest.
We vonden er niet veel aan, want overal waar het leuk leek stond een bord 'alleen voor blanken', dus zo gek op Afrika werden wij ook niet.
Een weekje dekwerk bestond uit: om half 6 opstaan, aankleden, een kop koffie drinken.
Om 6 uur moesten wij met de matrozen van de wacht die de dagdienst hadden dekwassen  er moest wel op de bezem gedrukt worden! 

Wij begonnen op de brug,op het hoogste puntje.
Was debrug klaar dan bleef er eentje achter, want die moest alles met zoet water afnemen.
Anders zouden er zoutvlekken op de verf komen en dat bijt in.
De bootsman hanteert dan altijd de waterslang om zo weinig mogelijk te spatten.
Zijn wij klaar op de brug, dan gaan we verder naar beneden.
Om kwart voor acht zijn we meestal klaar en op tijd voor het ontbijt om 8 uur.
Pap met gort of havermout.
Op zondag gebakken aardappelen met biefstuk!
Op zondag is ieder vrij, behalve de mensen die de wacht hebben.
Je hebt altijd wel wat voor jezelf te doen na het ontbijt ga je met je emmer naar de kombuis en haal je heet water.
Van tevoren heb je al een stuk sunlightzeep aan snippers gesneden om een goed sopje te maken.
De anderen doen dat ook en algauw zit je met een ploegje op het rooster om de was te doen.
Dat rooster is de bescherming van de stoompijpen voor de stoom die de winches bedienen.
Het kan dan erg gezellig zijn en er wordt wel eens een aardige 'bak' verteld.
Als het niet te hard waait hangen wij de was aan dek, ieder heeft zijn eigen waslijn en emmer.
Dat behoort bij je uitrusting, net zoals je laarzen, oliegoed, bed, dekens en eetgerei hebt.
Als je van boord gaat dan doe je alles in een grote van zeildoek gemaakte zak, de klerenzak.
Het is meestal een proefwerk op het gebied van zeilnaaien, want dat moet je wel kunnen als je matroos wilt worden!
Je moet ook touw en staaldraad kunnen splitsen, alle knopen moet je kunnen maken en daarom loop je als jongen altijd met een eindje touw op zak.
Dat ziet de bootsman ook graag en hij is altijd bereid om je les to geven of te helpen ik denk ook niet dat er een knoop of splits bestaat die ik niet zou kunnen maken.
Van Kaapstad vertrokken we naar Antwerpen, vandaar door naar Hamburg.
Daar zijn we een paar maal de wal op geweest ook naar het panopticum.
Toen wij van boven naar beneden gingen hingen twee meisjes over de leuning naar ons te kijken.
Dirk zei tegen mij dat die ene haar nek wel eens mocht wassen.
Maar toen wij later naar boven keken bleken het twee poppen te zijn!
In Hamburg zijn we ook in dok geweest, reparaties gedaan en het schip geschilderd.
De werf heette Blomm and Voss en was een van de grootste in Duitsland.
Om van de werf af te gaan nam je een lift, anders lukte het niet.
Er was ook een lift voor zwaar transport.
In het dok mochten we geen gebruik maken van onze wc of water, want onder het schip werd geschilderd.
Dat was niet erg plezierig, voor elk wissewasje moest je alle trappen af.
Aan onze wc aan boord moest ik wel erg wennen, want het was een lange bak waar dag en nacht water door spoelde.
Aan die bak zat een houten rand die elke dag geschuurd moest worden.
Als je dus naar de wc moest dan kon je over die rand zittend je behoefte doen.
Maar iedereen hurkte op die rand en deed het op die manier.
Je zat niet vaak alleen en ook niet langer dan nodig was, het heeft bij mij lang geduurd voordat ik eraan gewend was.
Eindelijk waren wij terug in Amsterdam, dus 'inpakken en wegwezen'.
Je goede kleren deed je in de koffer en de rest in de klerenzak.
Bij aankomst in de haven kwam er een kruier aan boord, nam de zak mee en borg hem in het pakhuis op tot je hem weer nodig had.
Ik ben een paar dagen op het eiland geweest en op de boot heb ik een lekker botje gegeten.
Hofmeester Van Wijk kan ze lekker bakken.
Toen ik terug moest naar Amsterdam heb ik me de volgende dag op kantoor gemeld.
Scheltema was erg vriendelijk en ik kon nog wel een reisje als lichtmatroos doen.

Die reis sla ik maar over, want die ging weer rond Afrika, via Kaapstad en daar viel niets meer te beleven dan de eerste keer.
Na het eind van die reis meidde ik me, nadat ik op Terschelling was geweest, weer bij Scheltema en hij vertelde mij dat ik goed mijn best had gedaan en niet had gemopperd omdat ik nog een reis als lichtmatroos moest maken.
Ik had geen kik gegeven en daar was hij blij om en ik zou er geen spijt van hebben.
De volgende reis werd ik dan ook 'matroos onder de gage'.

bawaen-1
bawean-(1)als Giiekerk
Giekerk1914-Data
bawean-(1)1914
Giekerk 1914

de fotos zijn beschikbaar gesteld door www.arendnet.com

 

Copyright © 2009 www.sleeptros.com. All Rights Reserved